Voor de lezers later en voor degenen die het gemist hebben: dit is een korte serie korte blogs naar aanleiding van deze column. Dat is de volledige context. Hier lees je het vorige blogje.
In dit blog betoog ik: het gaat mis als je als theoloog of gelovige de nadruk te veel op schepping legt.
In Genesis 1 wordt van alles gezegd over hoe God het allemaal mooi maakt, goed bedoelt, creatief verzint. Dat is de schepping. Niet voor niets gaat het echter in Genesis 3 al fout. Dan worden we uit Eden geschopt en is de onderliggende boodschap aan de hoorders en lezers van het verhaal: waar we nu leven, dat is niet het paradijs.
En dat zien we. Dieren evolueren zo, dat ze elkaar zo goed mogelijk op kunnen jagen en vreten. Mensen verliezen zichzelf en hun geliefden aan ziekten en aan hun eigen oncontroleerbare emoties. Nee, zegt dat bijbelse lijntje vanaf Genesis 3: de wereld waar we nu in leven, zo is het niet helemaal bedoeld.
Geen natuurlijke theologie
Dat behoedt ons voor iets dat je ‘natuurlijke theologie’ kunt noemen. Zo van: God heeft de aarde zus en zo geschapen, dat is de werkelijkheid die we om ons heen zien en zo heeft God het bedoeld.
Natuurlijke theologie is vaak een soort heiligverklaring van de status quo. Dat je zegt: het blanke ras is superieur, en God heeft de neger geschapen om ons te dienen (zo ongeveer schreven dominees in de negentiende eeuw). Of: de man is het sterke geslacht, de vrouw is ondergeschikt. Want God schiep Adam eerst, enzo (zo schreef een bijbelschrijver in de eerste eeuw). Of: mannetjes en mannetjes kunnen samen geen kindjes maken, dus homo’s zijn vies (zo preken televisiedominees in Amerika).
Of: God heeft dit en dat volk in dat en dat land gezet en waar je geboren bent, daar heeft God je geplaatst om te blijven. Zo schrijven nationalisten en conservatieven een beetje.
Vanaf de zondeval (Genesis 3, Adam en Eva die de hof moeten verlaten) stelt de bijbel daar een lijn tegenover.
God doorbreekt de status quo
Als de mensen maar leven en sterven, leven en sterven, leven en sterven, neemt God de mens Henoch ineens levend op in de hemel. Klaar met die eeuwige sleur van leven-sterven-leven-sterven.
Als de mensen boze, boze dingen doen laat God de hele aarde op Noach en z’n boot na overstromen. Klaar met die sleur van onrecht op onrecht.
Als Abram en z’n voorgeslacht zich iets te stevig en comfortabel vestigen in de grote stad Ur, roept God hem weg. Hij moet een leven lang gaan zwerven, onderweg naar een beloofd land.
Als Abrahams nageslacht hopeloos onder slavernij lijdt, leidt God hen uit Egypte. Om veertig jaar door een woestijn te zwerven, wederom dromend van een beloofd thuisland.
Als Davids dynastie iets te stevig en decadent wordt, slaat God het volk eerst in tweeën en dan versplintert hij het volk door middel van verschillende ballingschappen.
De bijbelse God is de heilige ontregelaar, wel degelijk een revolutionair, een personage dat eerder te veel dan te weinig overhoop haalt naar mijn zin.
Vreemdelingen zijn we
Met Jezus wordt dat niet veel beter, die gaat met verboden volken om, volgens Paulus heft hij het kwalitatieve onderscheid tussen man en vrouw, tussen Jood en Griek op en volgens de evangelisten spreekt hij over een Koninkrijk dat niet van hier maar van boven is.
Heb je het over de bijbelse God, dan heb je het niet over iemand die de status quo in stand wil houden.
Je hebt het dan over degene die volken rond laat zwerven, die haar volgelingen als vreemdelingen door de wereld laat trekken, die koninkrijken omver wil werpen, niet onder de indruk is van machtige dynastieën en altijd een zwak heeft voor de underdog – maar op dat laatste kom ik nog wel terug in het volgende blog.
Hoe kun je van de God van Abram zeggen dat-ie wil dat iedereen blijft wonen waar hij woont?
Hoe kun je van de God van Saraï zeggen dat ze wil dat de natuur haar eigen beloop houdt?
Hoe kun je van de God van Mozes en Jezus zeggen dat God een anti-revolutionair is?
Het antwoord is weer heel erg simpel: dat kun je met geen mogelijkheid zeggen.