Ik voel me even helemaal Lazarus

Het is Jezus-achtig geregisseerd en getimed, van David Bowie. Een videoclip over je eigen dood uitbrengen in de week dat je gaat overlijden. Bowies neusje voor drama en legende-vorming doet me aan onze eigen messias denken. Dat dit ook Bowies bedoeling is geweest, blijkt uit de bijbelse titel: Lazarus.

Look up here, I’m in heaven

Everybody knows me now

Sinds Bowie overleed, moet ik elke dag aan het woord ‘Lazarus’ denken en ben ik het zelfs gaan zien als een van de kernwoorden voor het christendom van de komende jaren. Waarom? Omdat het woord in het Nederlands een mooie bijklank heeft, omdat Lazarus, Marta en Maria tot mijn meest geliefde personages behoren en omdat er nog een andere heel relevante Lazarus is.

1. Lazarus – helemaal uit de tijd

Wie zich vandaag de dag nog christen noemt, is een beetje een fossiel. Uit de tijd – dat hebben we gehad – God is dood. In zekere zin is dat een herhaling van de geschiedenis, want toen Jezus dood was en zijn volgelingen ineens vreugdevol de straten op gingen, was de eerste reactie van ’t publiek:

Ze zullen wel dronken zijn.

Na de dood van Jezus moet je wel helemaal lazarus zijn, om je nog volgeling van hem te noemen – zoals je na de dood van God wel helemaal lazarus moet zijn om in 2016 nog iets met de christelijke traditie te willen. Dat is toch uit de tijd, meid!

Maar Lazarus stond op…

Lazarus is echter, behalve straattaal voor ‘bezopen’, ook een van de eerste voorbeelden van opstanding uit de dood in de bijbel. Hij was een vriend van Jezus, die op een kwade dag ziek werd en overleed. Jezus haalt hem terug uit de dood, en dat verhaal speelt in een periode voordat hijzelf zijn graf in en uit is gegaan.

Ik houd van die gemengde betekenis in het woord ‘lazarus’ – enerzijds is het ’t loodzware thema van de veel te vroege dood en het nieuwe leven, anderzijds is het gewoon een plat woord voor ‘straallam’ – misschien moet de kerk vandaag ook wel permanent op die twee benen hinken – ongelofelijk zware thema’s en woorden combineren met een luchtige, vrolijke zelfspot.

I’ve got scars that can’t be seen

I’ve got drama, can’t be stolen

2. De zus van Lazarus

Had hij ook een leuke zus? Jawel, twee stuks, de bekende Marta en Maria. Als Lazarus al begraven is, en Jezus komt ergens in de buurt, blijft Maria moedeloos thuiszitten. Ze gelooft er niet meer in. Marta, op haar beurt, snelt naar Jezus toe, scheldt nog even dat dit allemaal nooit was gebeurd als hij gewoon in de buurt was gebleven, neemt Jezus mee naar het graf en raadt hem dan aan om dat graf vooral dicht te laten.

Maar heer, de stank, hij ligt er al dagen!

Ik houd van de geloofsbeleving van de twee zussen van Lazarus – en als ik als gelovige geen Lazarus ben, dood in m’n graf en smekend om een heropleving – ben ik wel een Maria die er moedeloos bij zit en het allemaal heeft opgegeven – of een Marta die ongeduldig is, een beetje kwaad op God, gelovig genoeg om hem erbij te roepen en dan toch weer te praktisch om ‘m helemaal z’n ding te laten doen (maar heer, de stank!)

3. De andere Lazarus

Er is nog een andere bijbelse Lazarus – in een gelijkenis van Jezus. De arme bedelaar Lazarus, die met zweren op de stoep ligt, terwijl een rijke man hem consequent negeert. Alleen de honden likken zijn wonden. Op een dag overlijden ze allebei – rijke man en arme Lazarus – en vinden elkaar tegenover zich in het hiernamaals. Lazarus op schoot bij Abraham, de rijke man in een vlammenzee.

Eeuwenlang was het een ‘bewijstekst’ voor het bestaan van een hel. Onzin, natuurlijk – het gaat om een gelijkenis. Een gelijkenis waarmee Jezus dit wil zeggen: wie bij mij hoort, heeft oog voor de armen, de zieken, de pechvogels om zich heen – het sociale aspect van het evangelie, dat de kerk weleens onder heeft laten sneeuwen door haar metafysische dogmatiek.

Conclusie: #lazarus

Bowie gaf me met z’n afscheidslied Lazarus een aardige kapstok om mijn theologie van de komende tijd aan op te hangen: de mix tussen volkomen onserieus door de wereld dansen en doodserieus over graf en nieuw leven spreken. De mix tussen gelatenheid, cynisme, ongeduld, ongeloof, praktische beslommeringen en toch nog grootse waardering voor de persoon van Jezus. Tenslotte het blijvende besef dat wie zich christen noemt, zolang hijzelf niet de arme bedelaar op de stoep is, toch de rijke man moet zijn die wél omziet naar de lijdende medemens – want die is Christus.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *