Vandaag is het ‘Dominee Day’. Preekvoorzieners van kerken bellen en mailen mijn collega’s en mij in een poging om gastvoorgangers te regelen voor alle vrije zondagen in het jaar 2024. Een handvol afspraken heb ik nu al gemaakt ‘onder voorbehoud dat onze kerk dan nog bestaat’. Het gaat namelijk niet goed met kerkelijk Nederland. Dat is geen geheim of verrassing – de ontkerkelijking wordt al tientallen jaren gemonitord en geanalyseerd. Wat wel nieuw en onvoorzien is, is het onthoofdende effect van de coronacrisis.
‘Die pandemie scheelt zo 20% in de kerkgang, hè?’, vraag ik als ik op een zondagochtend binnenkom in een van de vijftig kerken die ik jaarlijks bezoek. Het antwoord is nu al meerdere keren geweest: ‘Nou, 20% is nog zuinig. Het scheelt soms wel de helft.’ Waar veel Nederlanders na alle lockdowns van hun coronakilo’s af willen komen, zijn veel kerken juist achtergebleven zonder enig resterend vet op de botten. Mensen blijven in ongekend groten getale weg, en de opmerking dat de online stream best goed wordt bekeken is eigenlijk voor niemand een serieuze troost.
Dat corona dodelijk was voor de kerk, heeft weinig met het virus zelf te maken. Natuurlijk hebben ook kerken veel leden te betreuren gehad wier gezondheid te broos was om goed en wel door de pandemie heen te komen, maar dat verklaart de huidige leegstand niet. Het virus heeft ons hooguit hardhandig op de mogelijkheid gewezen om op zondag thuis te blijven. We móesten wegblijven, en bleken dat verrassend goed te kúnnen. Daarna verdween de kerkgang uit ons systeem en nu hebben we een nieuw levensritme, waarvan de zondagse dienst geen deel uitmaakt. Een beetje zoals ik al vijftien maanden niet naar de sportschool ben geweest, terwijl de laatste lockdown een jaar geleden eindigde.
Voor de sportschool maakt het niet uit hoelang je wegblijft (zolang de contributie doorloopt, zoals in mijn geval). In de kerk werkt dat anders. Het zingt minder lekker, het is treurig als de kindernevendienst wéér niet nodig blijkt te zijn omdat de jongste bezoeker 47 is, en als de meerderheid van de bezoekers in de kerk zelf een taak heeft in de dienst, kijken ze elkaar ook een beetje aan met de vraag voor wie ze dit hele circus nou eigenlijk weer hebben opgetuigd. Of waarom ze die dure verwarming toch weer hebben aangeslingerd. Een kerkdienst heeft bezoekers nodig, daarmee zeg ik niets controversieels. Blijven die bezoekers weg, dan gaat er iets verloren.
Ik begrijp dat het weinig zin heeft om hierover te jammeren. De secularisering gaat gestaag door, daaraan verander je niet een, twee, drie iets. De kerk zoals we die nu kennen, bestaat misschien nog nauwelijks aan het einde van deze eeuw. Veel gemeenten hebben de nodige boten gemist, waardoor ze de mensen zelf van zich vervreemdden. Kerk-zijn of geloven doe je niet alleen op zondagochtend in een gewijd gebouw, maar ook op dinsdagmiddag in een parkje. Ik weet het allemaal en vind dit allemaal denksporen waarop we prima kunnen voortbouwen. Toch blijft daarnaast nog een steeds hardnekkiger wordende gedachte, en dat is deze: kerkverlating is een van de verwendste fenomenen die we kennen.
In de kerk schud ik de hand van mensen die al een week niet zijn aangeraakt. De gemeenschap stuurt twee bossen bloemen naar mensen die dat nodig of verdiend hebben – of zomaar, als blijk dat ze gekend en geliefd zijn. In de kerk zit de boer naast de ambtenaar en belijden ze samen dat geen van beiden God is. Dat de wereld geen paradijs is, maar dat we wel samen op weg moeten naar een Beloofd Land. In de kerk is er stilte en vrijheid van de tirannie van de reclames van bedrijven die geld of aandacht van ons eisen. Mensen mogen er ongelukkig zijn. Armoede en huisvestingsproblematiek worden er aangepakt. Mantelzorg wordt er georganiseerd. Een verbijsterend besef: de kerk is in vele opzichten een wegkwijnende oplossing voor groeiende maatschappelijke problemen.
Dat is de pragmatische kant van het verhaal. Er is ook een geestelijke kant. Als je op zondagochtend niet meer samen je ‘hart verheft tot God’, zoals de oude woorden zeggen, wat doe je dan wel met hart en ziel? Misschien heel zinnige dingen; daarover wil ik niet oordelen. Maar als het je werk is dat je uitput, en dat wint van je spiritualiteit, maak ik bezwaar. Als het de eeuwige entertainmentmachine van digitale spelletjes en series is, zet ik een vraagteken. Als het lekker eten en drinken is, of zo’n sportklasje dat ik buiten druk bezig zie als ik terugrijd van kerk naar huis, zeg ik: goed bezig, én de mensen zijn meer dan hun buik(spieren).
Als de kerk het moet verliezen, en dat sluit ik heus niet uit, laat haar dan tenminste verliezen van iets dat waardevoller is dan zij. Niet van je postcorona onverschilligheid, niet van het kapitalisme, niet van de geestdodende stroom aandachttrekkers en energielekken die onze samenleving arm is. Moet de kerk anders? Wees onderdeel van de verandering. Moet je naar een andere kerk? Zoek een andere kerk. Heb je er weinig te zoeken? Misschien heb je er iets te brengen. Als de sportschool je op bushokposters moraliserend mag aanspreken op je goede voornemens, waag ik het er ook even op op mijn eigen website:
heroverweeg je eigen kerkverlating.