Het is een goed bewaard geheim dat ik vijf, zes keer per jaar als bezoeker in een evangelische kerkdienst te vinden ben. Die frequentie probeer ik zo laag mogelijk te houden, omdat het niet goed is voor mij en mijn sociale omgeving. Je moet weten: ik ben een tamelijk intolerant mannetje, en erger me nogal snel. Mij wil je niet naast je hebben in de evangelische dienst.
Vandaag is zo’n dag.
De wekker staat om tien voor acht. Zodra ik die heb uitgedrukt, is de eerste tekst die ik op mijn telefoon lees ‘Alain, beoordeel je bestelling bij Mister Kebab’. Ik probeer al jaren zo weinig mogelijk vlees te eten, maar het gebeurt nog heel soms dat ik voor de bijl ga en een vette kapsalon laat komen. Uitgerekend gisteravond… Op de verbale herinnering volgt direct het zintuiglijke souvenir: een niet te lessen dorst en een plakkerige knoflookmond. Mij wil je nu al helemáál niet naast je hebben in de evangelische dienst.
Tijdens het eerste lied om 9 uur weet ik alweer gelijk waarom ik dit soort vieringen altijd vermijd. ‘Kom laten wij aanbidden, die koning’, zegt de beamer. ‘Kom? Kom? Komt, komt, komt, komt komt!’, denk ik driftig. Zei ik je al dat ik een tamelijk intolerant mannetje ben?
Ik bied mijn buurvrouw een pepermuntje aan, wat ik vooral doe om haar gerust te stellen. Zuster, ik heb gezondigd, u ruikt een kapsalon, maar zie, King maakt alle dingen nieuw. Kwaad vraag ik me af welke koning ik precies zou moeten aanbidden volgens het lied. We zitten net in de Adventstijd, of die evangelischen sleuren het kindeke alweer prematuur de baarmoeder uit. Wel erg overdreven pro-life. Straks gaan ze nog tegen de pril zwangere Maria over de kruisiging van haar zoon zingen…
…bingo!
🎶 ‘En nooit besef ik hoe U leed,
de pijn die al mijn zonde deed.’ 🎵
Goeiemorgen zeg. Nou ja, evangelischen en liturgie.
Mijn vriendin buigt zich naar me toe en wijst naar een vrouw verderop. ‘Ik moet haar zo even aanschieten na de dienst. Die ken ik van vroeger. Volgens mij is ze voor de tweede keer gescheiden’. Na een blik op de klok zeg ik dat we nu al twintig minuten bezig zijn met de mededelingen en de collecten. Dat het een lange dienst wordt, en we moeten snel weg. In de auto ligt een zak vol cadeaus voor de derde Sinterklaasviering van deze week. Dus ‘even aanschieten’ mag best, maar dit klinkt als een zwaar verhaal en het moet niet te lang gaan duren straks…
De preek gaat over de volgende tekst uit Filippenzen.
‘Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.’
De voorganger vertelt over Jezus, die een godenzoon was, maar die gelijkheid aan God ‘geen roof achtte’ (zo staat het er letterlijk). Jezus die zijn status niet bekeek zoals een roofdier naar z’n prooi kijkt: die moet ik koste wat kost tussen mijn tanden klemmen. Nee, Jezus legde het juist af. Zo was hij een omgekeerde Adam en Eva. Zij luisterden naar het slimste roofdier, de slang, die precies wist wat goed en slecht voor je is, en hun wees op de hoogste buit die er is: gelijkheid aan God.
Terwijl hij spreekt beamert hij constant een woord dat ik sinds de theologische opleiding al niet meer heb gehoord: kenosis – ontlediging.
Dat is het woord voor die toenadering van Jezus. Ontlediging: kaken ontspannen, roofbuit laten vallen, open, ontvankelijk en dodelijk kwetsbaar door de wereld gaan. Moet je je voorstellen, zegt de spreker. Je bent Gode gelijk, grootser dan de ontelbare sterrenhemel, verder dan het pas gelande NASA-karretje op Mars. En je geeft het allemaal op, om open te kunnen staan voor de ander.
Kenosis – ontlediging.
Het klinkt bijna als een boeddhistische levensles. En misschien lijkt het daar ook meer op dan christenen soms beseffen. Want voordat we in de sterrenhemel blijven turen en ons in gedachten over de goddelijke eeuwigheid verliezen (een orthodoxe valkuil)… De tekst begint eigenlijk met ‘Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had’. We moeten ons niet vergapen aan Jezus’ befaamde opoffering: we moeten hem náleven, of we zijn christenen van niks.
En zo moet ik op een zondagochtend in december nadenken over mijn eigen ontlediging. Die niet zo goed wil lukken.
Het moderne westerse leven is luxueuzer en machtiger dan de Bijbelschrijvers zich destijds een goddelijk leven voorstelden. De algoritmes weten beter dan de aloude slang wat goed en slecht is voor mij. Ik schiep door het Woord (het internet) een berg cadeaus, in een paar dagen tijd. Zittend in een stoel. Lopen over water is minder wonderlijk – ik ben aan God gelijk.
Mijn roofbuit heb ik zo strak tussen mijn kaken geklemd dat ik de Ander niet meer zie. Het beest dat na een kort en rottig leven in de knoflooksaus met sambal belandde, als mijn onnodige nachtelijke snack. De bezorger die voor een vervelend loontje door nog vervelender weer moest fietsen om mij dat maal te bezorgen, met z’n druipende haren. De slaven die onze collectieve Sinterklaashebzucht moeten faciliteren – en we weten het. Kenosis? Eerder: volgevreten.
🎶 ‘En nooit besef ik hoe U leed,
de pijn die al mijn zonde deed.’ 🎵
Ik zing deze woorden uit de zouteloze Michael W. Smith*-vertaling mee, voor het eerst in vele, vele jaren. Waarom? Omdat die beamer mij dat ‘Kenosis – ontlediging’ ongenadig onder de neus blijft wrijven. Net zolang totdat het besef doordringt. Ik zit in een kerk en heb mijn vriendin net verteld dat ze straks niet te lang moet gaan staan praten met een vrouw die het moeilijk heeft. Omdat ik snel weg wil zijn – voor drie uitpuilende tassen vol spullen – met koffie en wat lekkers – bij mijn eigen warme familie.
Het is een goed bewaard geheim dat ik vijf, zes keer per jaar als bezoeker in een evangelische kerkdienst te vinden ben. Vandaag is zo’n dag. Mij wilde je niet naast je hebben, maar het is goed dat ik er was. Ik moet namelijk weten en niet vergeten
dat ik een tamelijk intolerant mannetje ben.
*Het lied bleek van Tim Hughes te zijn! Dank, Facebook-reacties.