Eigenlijk is het westen al meer dan 50 jaar afscheid aan het nemen van de kerk. Is daarmee het christendom niet eigenlijk hartstikke dood? Volgens mij niet: de secularisering heeft een andere fase bereikt.
De jaren 50 staan symbool voor spruitjes, archaïsche verhoudingen en een bekrompen moraal, terwijl met de sixties de Summer of Love, de seksuele revolutie én de ontkerkelijking kwamen. Mijn persoonlijke beeld van de eerste christenen komt iets meer overeen met de hippie-tijd: liefdesrevolutie, communes en maatschappijkritische oproepen tot sociale gerechtigheid.
Het slechte imago van de kerk
De meeste mensen associëren het christendom daarentegen meer met de periode daarvoor. Dat is wrang: het hedendaagse imago van het christendom is veel burgerlijker en braver dan de spannende dynamiek van de Bijbelverhalen. Altijd als ik nadenk over het vraagstuk van de rappe leegloop van de kerken in de vorige eeuw, komt die tegenstelling naar boven als een van de mogelijke oorzaken.
Ik citeer Boudewijn de Groot vaak over de beeldvorming van de kerk in de jaren 60:
Ik was een kleine jongen
zondagochtend was een hel
en dominees vertelden me
wat ik niet mocht en wat welEn God zag altijd alles
groot en streng als een agent
dus in het kerkenzakje deed ik braaf
een kleverige cent
Het protest van Boudewijn de Groot en zijn tekstschrijver Lennaert Nijgh is zwartwit. Religie staat voor patriarchale plicht, morele betutteling en angst. Natuurlijk gepaard gaand met de manipulatieve dwang om geld te geven. Tegenover die bekrompen godsdienst plaatsten de hippies peace and love. En de oudere waarden van vrijheid, gelijkheid en broederschap die zij vorm wilden geven op festivals als Woodstock.
Christenen haatten de hippies
Aanvankelijk konden deze rebellen rekenen op tegenstand van de gevestigde orde. Toen John Lennon in 1966 verbaasd opmerkte dat The Beatles inmiddels invloedrijker waren dan Jezus, had dit grote rellen als gevolg. Dit zei hij in een interview:
Christianity will go. It will vanish and shrink. I needn’t argue about that; I’m right and I’ll be proved right. We’re more popular than Jesus now; I don’t know which will go first – rock ‘n’ roll or Christianity. Jesus was all right but his disciples were thick and ordinary. It’s them twisting it that ruins it for me.
Deze ‘more popular than Jesus’ uitspraak heeft zelfs een eigen pagina op Wikipedia, zo schokkend vond men het destijds. Amerikaanse radiostations stopten met het draaien van The Beatles, er werden LP-verbrandingen georganiseerd en zelfs de Ku Klux Klan kwam in het verweer tegen The Beatles. Ook de moordenaar van Lennon is een christen die rampzalig geobsedeerd was door de religiekritiek in de teksten van de zanger.
Heeft John Lennon toch gelijk gekregen?
In het jaar dat ik dit schrijf is Johns latere lied Imagine, waarin hij hardop droomt van een wereld zonder hemel of hel of religie, het officieuze volkslied van het Westen geworden. Je hoort het van Amerika tot Nederland op pleinen of radiostations tijdens overgangsrituelen als Oud en Nieuw. In de tussentijd heeft zelfs het Vaticaan John Lennons uitspraak van toen goedgepraat.
Heeft John gelijk gekregen?
Ja en nee.
Wat de hippies haarscherp hebben aangevoeld is dat de kerk een langdurige en ernstige tik zou gaan krijgen. Dat de popcultuur (waar The Beatles toen symbool voor stonden) een invloed zou krijgen die met die van de oude instituten kon wedijveren. De hippies hebben waarschijnlijk ook gelijk gehad in hun kritiek op de hypocrisie die het christendom soms bezoedelde op plaatsen waar religie en macht iets te veel met elkaar verweven waren. De secularisering van de sixties was geen bevlieging maar een noodzakelijk startschot voor grote veranderingen.
God is nog niet dood
Gelijktijdig was de dood van het jaren 50 christendom niet de dood van Jezus. Als symbool van wijsheid, heilzame rebellie en een revolutionaire moraal heeft Jezus de ontkerkelijking overleefd. Dat zie je al terug in het beruchte citaat van John Lennon: hij vindt Jezus helemaal prima, maar diens volgelingen komen hem de neus uit. Achteraf kun je de hippiebeweging zien als een soort profetisch oordeel dat de kerk moest schoonbranden van haar hypocrisie en moest terugbrengen bij haar kerntaken van geloof, hoop en liefde.
Geloof, hoop en liefde bijten het peace and love van de hippies immers helemaal niet. Zoals ze het vrijheid, gelijkheid en broederschap van de Verlichting, de eerdere seculariseringsbeweging, ook niet tegenspreken. Alles wat waar en waardevol is, is universeel – maar het is ons lot dat we deze waarden uit het zicht verliezen op het moment dat we dichtslibben in macht en instituten. De hippies van destijds zijn decennia later vaak ook gewoon de materialisten die zij nooit wilden worden. Het probleem is niet dat er een tegenstelling is tussen gelovige en niet-gelovige mensen. Het probleem van menszijn is, dat het zo verleidelijk is om je idealen op te offeren aan wat burgerlijk comfort. Dan heb je een volgende generatie nodig om je hierop te wijzen.
De tegenstelling is weg
Als theoloog van vandaag luister ik met plezier naar de muziek uit de sixties, lees ik graag hippie-teksten en waardeer ik de verworvenheden waar de behoudende christenen in de jaren 60 nog met man en macht tegen vochten. Zo kan het gaan. Ik ervaar die tegenstelling niet meer. Aan de andere kant spreek ik generatiegenoten, de kinderen van hippies, die juist opgroeiden zonder kerk. En zij hebben helemaal niet meer de argwaan richting de kerk, of het trauma, dat hun ouders en grootouders in de jaren 60 koesterden. Zij groeiden op zonder belerende dominees, benauwde gezagsstructuren en religieuze angsthazerij – maar ook zonder al het mooie dat geloof te bieden heeft. Alle verhalen, rituelen en sociale voordelen van de kerk zijn ook langs hen heen gegaan. Gesprekken met deze mensen zijn heel verfrissend voor mij én voor hen.
Ik leer van generatiegenoten welke aspecten van het christendom voor hen interessant zijn en werken. Soms geven ze mij mijn eigen geloof zelfs een beetje terug. Dan vinden ze een ritueel of een gebruik of een verhaal ontroerend en zijn ze er bijna jaloers op, terwijl het voor mijzelf juist een beetje sleets was gaan voelen. Samen zingen, een beschouwende preek in de kerk of een ritueel voor je jonge kind: voor een doorgewinterde christen is het een vanzelfsprekend cliché, maar toen ik ze liet zien aan onbevangen atheïstische vrienden, konden zij het plotseling heel waardevol vinden. Andersom gebeurde het ook. Dan probeerde ik enthousiast een kerkelijk praatje op te dissen en ontdekte ik gaandeweg zelf al: dit communiceert niet, hier kan ik echt niet meer mee aankomen in 2017.
En nu vooruit
De kerk van de jaren 50 is verdwenen. Rock & roll bestaat ook niet meer in de vorm waarin The Beatles het goten. Muziek bestaat nog wel. Idealen bestaan ook nog. Jezus wordt nog altijd genoemd en vrede wordt nog steeds gepreekt. Festivals worden nog georganiseerd en christenen komen nog samen. De nakomelingen van de rebelse hippies en de traditionele christenen vinden elkaar tegenwoordig weer makkelijk. De geest van de hippies en de geest van Jezus kunnen prima samen nu het oude zeer is uitgestorven. Het is nu onze heilige taak om de maatschappij te verrijken met het beste van beide werelden.
I hope someday you’ll join us and the world will be as one.
***
Lees ook eens mijn ode aan ‘Imagine’ van John Lennon op Blendle.