Wie gelooft er in Asjera?

Kunstenares Marieke Ploeg wil de Kanaänitische godin Asjera terugbrengen naar onze huiskamers. Daarom heeft ze er zoveel mogelijk gemaakt, met behulp van anderen die wilden meewerken aan haar kunstproject. Het waren er duizenden, uitgestald in het Bijbels Museum. Aan het einde van de expositie mochten bezoekers een beeldje meenemen, opdat Asjera na al die millennia weer terug zou zijn in onze levens.

Waarom eigenlijk? Daarbij hoort enerzijds een ideologisch verhaal. Asjera is een vrouwelijke godheid, en van de christelijke God wordt te vaak een mannengod gemaakt. Een Asjerabeeld zou een feminiene en/of feministische correctie kunnen vormen. Anderzijds hoort er een Dan Brown-achtige complottheorie bij. De Bijbelse JHWH zou oorspronkelijk de helft zijn geweest van een echtpaar met Asjera. Ooit zou heel Israël, van privéwoning tot tempel, vol hebben gestaan met Asjerabeelden. Maar zij werd weggecensureerd, en al wat overbleef was de jaloerse mannelijke JHWH.

Klopt dit? Ja en nee. Asjera heeft zeker een rol gespeeld in de cultuur waarin Bijbel en jodendom ontstonden. (Want eigenlijk raakt Ploegs kritiek vooral het jodendom.) Dat is niet geheim. Elke trouwe Bijbellezer weet dat Asjera, net als de god Baäl, voortdurend opdook in de religie van het volk Israël. Zoveel trouwe Bijbellezers bestaan er niet meer in geseculariseerd Nederland, maar online bijbels hebben, voilà, gewoon een makkelijke zoekbalk. Er is helemaal niets geheims aan: de mensen bij wie het jodendom ontstond, grepen vaak naar godenbeelden. Ook archeologische vondsten in Israël laten zien dat de praktijk van dat volk vaak niet zuiver monotheïstisch was. Dat is al decennialang algemeen bekend en niemand doet er geheimzinnig over. Als de feiten niet bekend zijn, komt dat door collectieve desinteresse en niet doordat er iets is weggemoffeld.

Israëlieten aanbaden godenbeelden. Het punt is alleen dat elke profeet in de Bijbel, elke schrijver van de Bijbel en elk Bijbelboek zich daar hevig tegen heeft verzet. Het eerste van de Tien Geboden zegt dat je geen andere God mag aanbidden dan JHWH en het tweede gebod zegt dat je geen beelden moet vereren. Het verbod op godenbeelden behoort tot de kern van het Bijbelse geloof, en juist daarom mag het wat mij betreft opvallend heten dat juist het Bijbels Museum deze expositie wilde hebben. Het komt op mij over als een vorm van vrijzinnige zelfhaat, of op z’n minst als een slecht middel (ouderwetse afgoderij) tot een goed doel (de vrouwelijke kant van God meer benadrukken).

Wat is het probleem met godenbeelden? Het zijn gestolde stukjes schepping. Je maakt iets uit de werkelijkheid tot God. Of het nou een boom is, het vaderland, een sterke man met een grote fallus, de bitcoin of jouw vrouwelijke zelfbeeld (want Marieke Ploeg modelleert haar godinnen naar zichzelf, maar daarover heeft ook niemand het). Dat kan niet, dat werkt niet en je loopt erin vast. God staat boven alles wat wij verzinnen en ons verbeelden, juist omdat alles wat wij verzinnen en ons verbeelden vooral naar onszelf verwijst, en naar dat wat zoal indruk op ons maakt. Elke verrassing is eruit en elke transcendentie ontbreekt: je aanbidt wat je zelf in je greep hebt want zo’n beeldje past in je handpalm en je kunt het anders kneden zodra het je niet bevalt. Het aloude heidendom omvat de gesloten belevingswereld van een mensheid die uiteindelijk alleen nog maar hysterisch naar zichzelf kan verwijzen. Daarom wilden de profeten al die beelden kapotslaan: vrijheid creëren voor het gefluister van de genadige zachte bries die God laat waaien. God, die vanzelfsprekend zowel voluit vrouw als man is. En alles ertussenin.

Dus daar liep ze dan. Een vrouw van 70plus, vermoedelijk niet de enige daar, stampte honderden beeldjes kapot. ‘Er is maar één God, maar één Jahweh’, riep ze. Blijkbaar wist zij hoe ze de onuitspreekbare naam van God moest uitspreken – op zichzelf al een heidense overtreding. Ze kon er een tijdje ongestoord mee doorgaan omdat iedereen dacht dat het performance art was. Dat zegt alles: niemand daar verwachtte ook maar iemand tegen te komen die ook maar ergens in geloofde.

Wie gelooft er daar echt in Asjera? Wie gelooft er daar echt in God, behalve dan dat ze vooral niet te mannelijk mag zijn? Wie liep daar nou echt in alle ernst rond, met andere intenties dan het mee naar huis nemen van een leuk hebbedingetje uit rancune richting een half verwerkte reformatorische jeugd?

De enige die dat deed, was de boze oude vrouw die het kunstwerk voor 25% vandaliseerde. Voor de kunstenares draaide dit project sowieso meer om kwantiteit dan om kwaliteit, en was het gesprek belangrijker dan het stoffelijk product. Zij mag het bekijken zoals Feyenoord de vuurpijlen van Ajaxsupporters bekijkt: een belachelijk vervelende actie, maar ook een compliment. Niemand had nog fiducie in Asjera behalve een enkele doorgewinterde ontkerkelijkte Trouwlezer, maar deze vandaal heeft op de valreep nog gezorgd dat Marieke Ploeg kan concluderen: ‘Kennelijk raakte ik een gevoelige snaar.’

Ook voor het Bijbels Museum is er geen groter cadeau denkbaar dan deze profetisch-manische sabotage. Een live verwoesting van tweehonderd afgodenbeelden is toch meer Bijbels exposé dan je ooit zou durven te dromen als curator. Niet alleen de relevantie van Ploegs project werd zo gered; toen de beeldenstormer daar haar woedende werk deed, stopte ze last minute alsnog het ‘Bijbels’ in het ‘Bijbels Museum’. Ik zie alleen maar winnaars.

 

Dit stuk lees je gratis. Doneer hier om mijn werk gaande te houden.

Of wees het hartstochtelijk met me oneens en/of doneer voor meer nieuwe Asjera’s. 

 

Schrijf je hier in voor mijn maandelijkse nieuwsbrief.